Als het belang van een kind, in zaken die over de verzorging en opvoeding of over het vermogen van het kind gaat, volgens het kind niet goed behartigd wordt, dan kan dat kind zelf aan de rechtbank vragen om een bijzonder curator aan te wijzen. De wetgever heeft daar bewust geen eisen aan verbonden: je moet die route niet te ingewikkeld maken. Die brief hoeft niet aan eisen te voldoen, en hij hoeft ook niet door een advocaat geschreven te worden. Een kind kan dus zelf, buiten zijn wettelijke vertegenwoordiger, om een bijzonder curator vragen.
Maar wat dan als de rechtbank dat verzoek afwijst? In hoger beroep is de bijstand van een advocaat normaal gesproken verplicht. Hoe moet het hof dan omgaan met zo’n verzoek, waarvan de wetgever net bedacht had dat dat informeel moet zijn?
Die vraag is, bij gewone brief, voorgelegd aan de Hoge Raad. Die vond dat een kind wel zonder wettelijke vertegenwoordiger, maar niet zonder procesvertegenwoordiger de zaak voor kan leggen aan het hof. De procesregels gelden ook voor minderjarigen, hoe moeilijk het dan ook voor het kind wordt om in hoger beroep te gaan.