Het nut van een gedragscode in het familierecht


Familierechtadvocaten hebben nogal wat gedragscodes waar ze zich aan moeten houden. Dat begint met de advocatenwet en de gedragsregels die voor alle advocaten gelden. Een van de uitgangspunten daarvan, partijdigheid, kan bijten met het werk van de familierechtadvocaat. Want wat houdt die partijdigheid in? Zo veel mogelijk binnenhalen voor je cliënt, als dat inhoudt dat de verhoudingen met de ex voorgoed verziekt zijn en je nooit meer over de kinderen kan overleggen?

Dat willen we niet. Vooral niet voor de kinderen. Vandaar dat voor het familierecht is bepaald dat advocaten juist de minnelijke route moeten kiezen. Dat is vastgelegd in de gedragscode van de Raad voor Rechtsbijstand, maar ook in de gedragscode van de vFAS, de specialisatievereniging van familierechtadvocaten.

Of het een goed teken is dat de rechter in deze procedure beide advocaten op die gedragscode moet wijzen, dat waag ik te betwijfelen. Maar de bewoording is postief gekozen: de rechter gaat ervan uit dat beide advocaten hun cliënten kunnen begeleiden bij het oplossen van hun bespreekpunten. Er moet een nieuw en houdbaar evenwicht ontstaan waarbij het geschil op – vooral voor de kinderen – aanvaardbare wijze wordt geregeld.

Mooi uitgangspunt. Zo met de Kerstgedachte net achter de rug misschien ook wat gemakkelijker te begrijpen. Maar herkenbaar dat dat niet altijd door alle advocaten even sterk wordt gedragen. Helaas.

Bijstand en kinderalimentatie – wat gaat er naar de kinderen?


Als je trouwt spreek je af dat je de ander zal voorzien van wat die nodig heeft – zelfs nadat je niet meer getrouwd bent. Niet iedereen is zich daarvan bewust, dat zou weleens wat duidelijker gezegd mogen worden door de ambtenaren van de burgerlijke stand.

Ook je kinderen moet je voorzien van wat ze nodig hebben. Als je gaat scheiden wordt een bedrag daarvoor, de behoefte, vastgesteld dat afhankelijk is van het netto-inkomen dat partijen gezamenlijk hebben. Afhankelijk van de draagkracht van de niet-verzorgende ouder wordt dan de kinderalimentatie bepaald. Dat bedrag kan omhoog gaan wanneer die ouder meer gaat verdienen. Niet alleen omdat de draagkracht in verhouding hoger wordt, maar ook omdat de kinderen in hun behoefte mee moeten kunnen delen in de verbeterende situatie van die ouder.

Als de verzorgende ouder in de bijstand terechtkomt, dan ziet de gemeente de betaalde kinderalimentatie als inkomen en wordt dat bedrag afgetrokken van de verstrekte uitkering. In deze zaak die het gerechtshof in Den Bosch voorgelegd kreeg was dat ook aan de hand. Moeder had een bijstandsuitkering, vader ging meer verdienen, en omdat meer betalen aan de moeder niet ten goede zou komen aan de kinderen, maar aan de Gemeente, betaalde de vader gewoon wat meer dingen voor de kinderen als ze bij hem waren. Zo kwam zijn verbetering in inkomen wel bij de kinderen terecht.

Niet akkoord, zei de rechter. Die oordeelt dat de regels gewoon gevolgd moeten worden, al komt de stijging van de welvaart dan niet ten goede aan de kinderen, maar aan de Gemeente. Op grond van welke regel de man de Gemeente moet sponsoren van zijn gestegen welvaart, dat is mij dan onduidelijk. Jammer dat de ene rechter wel, en de andere rechter niet kiest voor de gedachte achter de regeling.

Herplaatsen gaat verder dan je denkt


Als je als werkgever een reorganisatie doorvoert waarbij je functies laat vervallen, houdt dat niet meteen in dat je de mensen die die functies hadden kunt ontslaan. Je moet serieus de moeite genomen hebben om te kijken of je, al dan niet met een cursus, die mensen geen alternatief binnen je eigen organisatie kunt bieden.

Die herplaatsplicht is heilig en gaat ver. Zeker als je een bedrijf hebt met meerdere vestigingen en ook nog zusterbedrijven. Dat je er niet bent met de enkele melding dat je de werknemer in je eigen bedrijf niet kwijt kan, is niet genoeg, daar kwam de werkgever in deze procedure achter.

De rechter komt niet toe aan de beoordeling of de werknemer op grond van bedrijfseconomische omstandigheden ontslagen kan worden, omdat de werkgever niet aan het herplaatsingsvereiste heeft voldaan. Bij een internationaal bedrijf, zoals het bedrijf van werkgever, mag die herplaatsing niet beperkt worden tot Nederland, zeker nu de werknemer hoogopgeleid is en heeft aangegeven open te staan voor herplaatsing in het buitenland.

Op vragen van het UWV daarover heeft de werkgever aangegeven dat, als werknemer ergens op de wereld aan de slag wil voor het concern, hij dat zelf aan moet geven bij het bedrijf. En dat is het omkeren van de verplichting: de werkgever moet zelf actief aan de slag om binnen het bedrijf de mogelijkheden voor de boventallige werknemer te onderzoeken en hem eventueel door opleiding geschikt te maken voor een andere functie binnen het bedrijf.

De essentie van de herplaatsplicht is dus het overleg met je werknemer en kijken wat er mogelijk is, al dan niet met ondersteuning vanuit de werkgever. En van dat overleg is in dit geval helemaal geen sprake geweest.

Een praktisch probleem voor de werkgever in dit geval is ongetwijfeld dat het bedrijf is overgenomen door een Amerikaans concern, die reorganisaties heel anders insteken dan het Nederlandse arbeidsrecht. Het lastige aan het opereren in een buitenlandse markt.

Tijd en nationaliteit – allebei in de gaten houden

Als je rechten studeert, tussen nog steeds vooral autochtone Nederlanders die uit keurige gezinnen komen zijn de wetsartikelen over ontkennen en erkennen van kinderen iets voor Goede Tijden, Slechte Tijden.

In de praktijk blijkt het vaker voor te komen dan je denkt. Mensen die al een tijd uit elkaar zijn, niet scheiden want teveel gedoe en dat rakelt maar oud zeer op, en dan na een tijd toch een nieuwe relatie beginnen. En in die nieuwe relatie ook een kind krijgen. Maar: de vader is juridisch gezien altijd de man waar de vrouw mee getrouwd is. En zo krijgt een kind vanzelf een vader, die biologisch niets met het kind te maken heeft en van het bestaan van het kind niet eens hoeft te weten.

Dat was ook aan de hand in deze zaak die de rechtbank Noord-Holland voorgelegd kreeg. Daar zaten nog wat lastige haken en ogen aan. Bijvoorbeeld het feit dat de moeder, toen ze het kind kreeg, nog niet de Nederlandse nationaliteit had en dus eigenlijk Turks recht van toepassing is. En dat Turkije al een tijdje het Europees Mensenrechtenverdrag, waar de advocaat een beroep op deed, niet toepasselijk vindt. En dat het kind naar zowel Turks als Nederlands recht te laat het verzoek heeft ingediend.

De rechter vindt de weg naar de goede uitkomst: het juridische ouderschap wordt gelijkgetrokken met het biologische ouderschap. De band met de juridische vader wordt verbroken, zodat de biologische vader kan erkennen, waarmee zijn kind ook voor de wet zijn kind wordt, zijn familie krijgt, zijn naam kan krijgen en van de vader kan erven.

De rechter moet daarvoor wel allerlei wettelijke bepalingen opzij schuiven. En dat is gek. De wet zou in dit opzicht meer aan moeten sluiten bij wat we kennelijk al rechtvaardig vinden.